Na het bezoek aan de kinderen en familie van mijn vriend, stond een ander doel op mijn wensenlijst: een bezoek aan Sotokoi, het geboortedorp van mijn vriend dat we met behulp van donaties ondersteunen.
Het dorp ligt diep in het binnenland van The Gambia, een busrit van ongeveer 5 uur.
Om 7 uur werd ik opgehaald door Abdou. Onderweg hebben we mijn begeleider Giki (Mustafa) opgepikt en zijn we naar de “bushalte” gebracht. Wat een chaotische toestand daar: gammele personenbusjes rijden af en aan, helemaal volgeladen met mensen en spullen, soms zelfs geiten op het dak. En met een voor mij totaal onduidelijke bestemming.
Zoveel uur volgepakt in een gammel busje is niet echt comfortabel. Ik schat dat er zo 20-25 mensen in zaten. En dan mag ik nog van geluk spreken dat wij voorin mochten zitten. Er werd vaak gestopt onderweg; mensen en goederen werden in- en uitgeladen. Je mag dan de bus niet verlaten, want dat zou teveel tijd kosten. Eén keer hadden we een korte pauze en konden we er even uit om de benen te strekken, naar het (sta-)toilet te gaan en een broodje te kopen.
De ontvangst in Sotokoi was hartverwarmend. Mensen zijn zo blij en dankbaar met datgene wat we totnutoe voor het dorp hebben gedaan. We hebben inmiddels voor 17 kinderen het schoolgeld kunnen betalen. Voor de 5 kinderen die naar het nabijgelegen dorp Kudang naar school gaan is een fiets aangeschaft. En daarnaast is er kleding gekocht en konden we het voetbalteam ondersteunen. En nu tijdens mijn bezoek kon ik van het donatiegeld nog 6 zakken rijst kopen en werden de zakken verdeeld onder meerdere gezinnen. Een oudere inwoner van het dorp sprak een oprecht dankwoord uit. Ik was tot tranen toe geroerd.
Daarna was het de bedoeling om een wandelingetje met Giki te maken, maar een paard-en-wagen (horse cart) kwam ons achterop en nam ons mee naar een verderop gelegen dorp waar we een paardenhandelaar bezochten. We kwamen voorbij een aantal traditionele dorpen met ronde hutjes bedekt met stro. Er waren kinderen die nog nooit een blanke gezien hadden en sommigen verstarden helemaal toen ze me zagen. Eén meisje begon van schrik en angst te huilen.D e landweg was nogal hobbelig en het was niet echt comfortabel op de harde houten zitting, maar het is een zeer gebruikelijk vervoermiddel daar. De volgende dag had ik echter nog pijn in m’n billen.
Het dorpsleven is zeer gemoedelijk. Bij elkaar zitten en chatten is een belangrijke bezigheid in The Gambia. Jammer dat ik ze niet kan verstaan. Misschien moet ik toch eens Mandinka leren.
Gezien mijn diabetes en het vegetariër zijn, wist ik dat het lastig zou worden om deel te nemen aan de maaltijden in het dorp. Meestal staat er (witte) rijst met kip of vis op het menu. Wel hadden ze een keer een soort couscous met een pinda/mangosaus klaargemaakt. Dat was heerlijk. Pinda’s (groundnuts) zijn een belangrijk landbouwprodukt in The Gambia. Er wordt trouwens gekookt op hout.
Het toilet is een gat in de grond. En de douche is een emmer met water dat je d.m.v. een grote mok over je heen kunt gieten. Dit klinkt misschien primitief, maar toch was dit elke avond zeer verfrissend.
De volgende dag vertrokken we om 8 uur naar het rijstveld, weer met een horsecart (au, mijn kont..). Elke familie heeft zijn eigen stukje land, voor eigen gebruik. Er is te weinig om ook nog te kunnen verkopen. Op de terugweg kwamen we langs een plek waar vis wordt gedroogd. De vis werd op dat moment klaargelegd om te worden vervoerd naar Senegal.
Daarna brachten we een bezoek aan de Islamitische school die door de gemeenschap zelf is gebouwd. Helaas is er een tekort aan klaslokalen, tafels, stoelen en boeken. Ook is er geen toilet en geen water beschikbaar.
Aan het eind van de middag was er speciaal voor mij een voetbalwedstrijd georganiseerd. Ik vond het wel triest dat ze geen geld hebben voor voetbal-shirtjes. De spelers liepen dus gewoon rond in hun eigen kleren. Voor mij was het dan ook totaal onduidelijk wie bij welk team hoorde. Ook hadden ze voor deze wedstrijd een bal moeten lenen van het voetbalteam in een nabijgelegen dorp. Daarom heb ik ze maar het geld voor een voetbal gegeven.
’s Avonds werd er gedanst in de compound. Vanuit het hele dorp kwamen de kinderen om samen met mij te dansen, natuurlijk op z’n Afrikaans. Ik deed mijn best, maar toch werd er ook veel gelachen om mijn “moves”. Mijn Gambiaanse naam is Marjama en dat hoor je kinderen in het filmpje roepen als ik aan de beurt ben. Ik heb die avond ontzettend genoten.
De laatste dag in Sotokoi heb ik nog een wandelingetje met Giki gemaakt. We kwamen voorbij de begraafplaats. Er worden stenen neergelegd op de plek waar iemand begraven is.
In het dorp werd druk gewerkt aan de plek voor een markt in het dorp. Mannen waren bezig om handmatig de stenen voor de gebouwen te maken…
En toen was het tijd om te gaan en mijn reis te vervolgen naar Janjanbureh (wat ook wel Georgetown of Makati wordt genoemd). Maar Sotokoi en haar inwoners zijn me in deze korte tijd dierbaar geworden.
Donaties (in de vorm van geld of goederen) zijn nog steeds van harte welkom. Mocht je interesse hebben, stuur dan een email via het contactformulier.
2 comments
Beste Marian,
Wat geweldig om jou te volgen.
Ik heb er veel bewondering voor.
Chapeau 👍
Ook het filmpje is echt genieten.
Dit is een mooi voorbeeld voor ontwikkelingshulp 💐
Dank je wel, Riet!
Fijn om te lezen dat je ervan hebt genoten…